Bosmuis
Uiterlijk
- De rug is lichtgeelbruin tot donkerbruin, en de buik is licht van kleur. De rug en buikzijde zijn gemarkeerd door een oranjebruinige scheidingslijn
- Flinke muis, spitse snuit, grote uitstaande oren, lange staart, grote zwarte ogen
- Volwassen 7,4 tot 10,7 cm lichaamslengte; staart 7,3 tot 11,5 cm
Ontwikkeling
- Gemiddeld 2 tot 4 worpen per jaar; nestgrootte 3 tot 7 jongen; maximale leeftijd ca. 1 jaar
Leefwijze
- Graven en klimmen
- Door hun lange achterpoten zijn het uitstekende springers. Ze kunnen 60 à 65 cm hoog en springen 40 - 80 cm
- Voedsel: groene plantendelen, noten, zaden, insecten, wormen enz.
- Voorkeur voor bosranden met dichte ondergroei, open bosplekken met struikgewas, ook in aangrenzende tuinen met bomen en struikgewas
- Nest met 2 of 3 ingangen en een voorraadkamer, soms 1 meter diep
Schade
- Bloemkwekerijen: knaagschade aan knoppen en bloemen (dahlia's, trosanjers, gerbera's, rozen)
- Land- en tuinbouw: vraat van bietenzaadjes
- Soms knagen aan consumptienoten en gedroogde vruchten
- Geuroverlast (lijkt op wildgeur)
Wering / Preventie
- Verwijder hoog gras, struiken hoger opsnoeien (voorkom rommelhoeken)
- Ventilatieopeningen maximaal 0,5 cm breedte, fijnmazig gaas gebruiken
- Openingen in buitenmuren dichten, strips onder de deuren plaatsen
- Voorkom zoveel mogelijk het aanbod van voedsel