Bruine huismot
Uiterlijk
- Het imago is tot 1,5 cm lang; de spanwijdte wordt 1,7 tot 2,6 cm
- De bruine huismot heeft drie zwarte vlekken op elke bruinzwarte voorvleugel
- De achtervleugels zijn iets lichter van kleur
- De larve is witachtig, max. 2 cm lang en heeft een bruine kop
Ontwikkeling
- Volledige gedaanteverwisseling
- De bruine huismot wordt vaak in gebouwen aangetroffen
- Ontwikkelingsduur van ei tot imago in ongeveer 4 maanden
- Normaal gesproken 1 generatie per jaar (in onverwarmde vertrekken)
- Bruine huismotten komen ook wel vanuit vogelnesten woningen binnen
- De larven overwinteren; het larve stadium kan oplopen van 2 maanden tot enkele jaren
- Bruine huismotten vliegen van juni tot augustus
Leefwijze
- De bruine huismot komt voornamelijk voor op rustige, vochtige plaatsen (bijv. onder kasten, onder tapijten en in vogelnesten)
- Volledig ontwikkelde larven verlaten hun voedselbron en zoeken een geschikte plaats om zich te verpoppen. Hierbij kunnen zij grote afstanden afleggen
- De larven van de bruine huismot leven van dierlijke en plantaardige producten, zoals graan, zaden, kurk, linnen, wol en bont
- De larven zijn bijzonder gevoelig voor uitdrogen; indien de relatieve luchtvochtigheid langdurig lager is dan 80%, komen de larven niet tot een verdere ontwikkeling
- De larven kunnen in een soort rustfase terechtkomen waarin de ontwikkeling stilstaat; indien de omstandigheden dan weer gunstig zijn, wordt de ontwikkeling vervolgd
Schade
- De larven van de bruine huismot kunnen in graanopslagplaatsen vrij veel schade aanrichten
- Schade aan (enigszins vochtig geworden) wollen kleden, (vaste) vloerbedekking, houten plinten, achterwanden van houten kasten, gedroogde planten- en graanproducten
- De aangerichte schade kan plaatselijk aanzienlijk zijn
Wering / Preventie
- De oorzaak van de hoge luchtvochtigheid wegnemen (eventueel bouwkundige maatregelen nemen)
- Voldoende ventileren
- Oude voorraden waarin de motten zich kunnen ontwikkelen, afvoeren